Een blog over preken


Zweetpreek?

"Broeders en zusters, gisteravond schrok ik behoorlijk. Ik ontdekte dat ik m'n preek hier al eens eerder had gehouden. Toen moest ik opeens een nieuwe maken. Dat was even zwoegen. Maar het is, geloof ik, gelukt!"

Slecht begin van een preek:
  1. Een inleiding moet de toehoorders in het onderwerp 'trekken'; dat gebeurt hier niet.
  2. Een inleiding moet de grote vraag van de preek aan de orde stellen en het denken van de toehoorders activeren.
  3. De spreker maakt een zeer slordige indruk, wat weinig vertrouwen wekt.
  4. De spreker laat duidelijk merken dat hij nauwelijks aandacht aan zijn preek heeft kunnen geven. 
  5. Deze opening wekt geen verwachting bij de toehoorders.
  6. De prediker dwingt zijn gehoor bijna te vermoeden dat het 'niet veel zal worden, vanmorgen'.
  7. De nadruk ligt op de al dan niet goede prestatie van de prediker; het gaat om de boodschap.
  8. Gerommel is nooit aanleiding om de oren te spitsen; mensen houden van kwaliteit.
Preken is werken!


    Pausjes?

    Een van de grootste gevaren die een prediker bedreigen kan, is het worden van een autoriteit. Hij zegt het, dus het is zo. Met zijn opvattingen beïnvloedt hij zijn 'volgelingen'. Een van de speerpunten van Luthers reformatie was zijn strijd tegen het pausdom. Maar tegelijk onderkende hij het pausje in zijn eigen hart: “Als je de mens opensnijdt, dan springt er een paus uit.”


    De opdracht van Christus was om heen ter gaan en al de volken tot Zijn discipelen te maken.

    Onze opdracht als predikers is om samen met de mensen te luisteren naar wat de Bijbel zegt en steeds weer te wijzen op Christus. We moeten ervoor waken dat onze persoonlijkheid komt te staan tussen Christus en onze toehoorders. Dat gaat zo ongemerkt en zo sluipend. Ergens in de kerkgeschiedenis was er opeens een paus.

    De geschiedenis heeft zich helaas herhaald. In talloze vormen en bewegingen.
    Wat blijkt het moeilijk om vast te houden: het gaat om Hem, om Hem alleen! Hem verkondigen wij - en niemand anders.

    Een prediker is geen heer, hij is een dienaar.

    Kolossenzen 1:25  Haar dienaar [nl van de gemeente] ben ik geworden krachtens de bediening, die mij door God is toevertrouwd, om onder u het woord van God tot zijn volle recht te doen komen.

    Illustere illustraties?


    Illustraties zijn noodzakelijke onderdelen van een preek. Hoe kan je onderwijs geven zonder voorbeelden?

    De Bijbel zelf staat vol met illustraties:

    • Jesaja 49:15  Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontfermen zou over het kind van haar schoot? Al zouden zij die vergeten, toch vergeet Ik u niet.
    • Wie het offer van Christus wil begrijpen zal iets van de oudtestamentische offers moeten weten.
    • De tabernakel is een prachtig voorbeeld van Gods verlossingswerk
    • De geschiedenissen
    • De gelijkenissen
    Er schuilt wel een gevaar in het gebruik van illustraties: de preek mag nooit een aaneenschakeling van voorbeelden zijn. De plaatjes dienen slechts om de boodschap te verhelderen. Het is verkeerd als de voorbeelden de boodschap worden.
     
    Een ander gevaar is dat de vergelijking te extreem doorgetrokken wordt. John Stott beschrijft een prediker die verklaart dat God lijkt op een kip. Immers: ‘hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels’. Hier vliegt de prediker uit de bocht: de kip is geen beeld van God, maar Gods ontferming is te vergelijken met de ontferming van een kip die haar kuikens vergadert.


    Als je een voorbeeld geeft, moet het natuurlijk wel een voorbeeld zijn.

    Theologisch trapezewerk?

    Mijn vader vertelde me ooit eens dat in de kerk van zijn jeugd een vermaard hoogleraar kwam preken. De kerk zat stampvol. De hoogleraar sprak over de tekst ‘En terstond kraaide de haan’. Dat heeft mijn vader onthouden, omdat hij van het overige volstrekt niets begreep. Hij had zelfs geen schemerachtig vermoeden van wat de hooggeleerde prediker wilde zeggen. Na afloop bleek vrijwel iedereen het spoor bijster. De enige die ‘likkebaardend’ (zoals mijn vader beweerde) onder de preekstoel luisterde was de plaatselijke predikant, die kennelijk het fijnzinnige vakwerk herkende dat hier ten beste werd gegeven. 

    Deze kleine anekdote bewijst de noodzaak van nadenken over de toehoorders. De ongetwijfeld zeer vakkundige leerrede was zo 'diep' dat men er niets in zag. 

    Een prediker moet een brug slaan, tussen het Woord en de hoorder. Theologisch trapezewerk van hoog niveau is aardig, maar wat hebben we eraan als de 'consument' niets aan zo'n oratorisch kunststukje heeft?

    Een goede theoloog is niet altijd een goede prediker.
     

    Predikant gevraagd?

    In mijn archief bewaar ik curieuze advertentie. Een gemeente ergens in den lande zoekt een nieuwe predikant. De sollicitant moet over een veelheid aan kwaliteiten beschikken. Hij is zowel inspirator als bruggenbouwer, maar ook een sterke en tegelijk flexibele persoonlijkheid.

    Kortom: een type waar Philips achteraan jaagt voor zijn raad van bestuur.

    Niet gevraagd in de advertentie: de predikant moet goed kunnen preken.

    Zou zo'n advertentie eigenlijk niet omgekeerd  moeten zijn? De predikant mag heel veel niet kunnen, als hij maar een goede prediker is.

    De gemeente van Christus wordt niet geleid door managementtechnieken, of door bruggenbouwers. De gemeente wordt in de eerste plaats aangestuurd door het Woord.
    1 Timotheüs 5:17 De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht. 

    Conclusie: prediking en onderricht = leiding geven.

    Vreesvrees?

    In onze vurige wens het evangelie bekend te maken dreigen we de boodschap aan te passen aan het publiek. Het evangelie moet 'leuk' zijn. Het moet een brokje amusement bevatten. Het moet niet teveel afstoten. Het evangelie is feestelijk en vrolijk! Kortom: eigenlijk is een evangelisatieavond geslaagd als het een 'lekker avondje uit' is.

    Ik waardeer de goede bedoelingen. Maar verliezen we niet zo nu en dan het element 'vrees' uit het oog? Beetje ouderwets begrip misschien, maar als mensen met God worden geconfronteerd, in Oude en Nieuwe Testament, is er vrees. God blijkt overweldigend en onvergelijkbaar. Hem ontmoeten blijkt geen 'onwijs toffe' zaak te zijn en ook niet 'vet cool'.

    Men vréést.
    Vrees doet vluchten.
    Vluchten waarheen? Psalmen 139:7 (HSV) Waar kan ik Uw Geest ontgaan, waar Uw aangezicht ontvluchten?

    Waar ben je veilig voor die ontzagwekkende God?
    Er is er maar één plaats: bij God zelf, in Christus.

    Het evangelie is een blijde boodschap, tegen de achtergrond van deze vrees. Durven we als predikers ook te verkondigen dat God vreeswekkend is?
    Ik vrees voor het antwoord.




    Preekgreep?

    In zijn voortreffelijke boek Bavianen en Slijkgeuzen beschrijft prof. dr. A. Th. van Deursen een predikant die in 1612 een curieuze preek hield over 1 Petrus 5:10. De predikant legde zijn gehoor uit hoe zijn preek was opgebouwd: 

    "In deze prediking zullen wij twee stukken waarnemen:

    1    In deze tekst vinden we
    1.1    Een voorstelling van de genade die wij van God hebben en daarin
    1.1.1    God is de God aller genade
    1.1.1.1    Wat God zelf is, namelijk genade, waarin we overdenken:
    1.1.1.1.1    Het woord genade is
    1.1.1.1.1.1    een eigendom in God
    1.1.1.1.1.2    een werking of vrucht uit die genade
    1.1.1.1.2    Dat die een volheid wordt toegeschreven
    1.1.1.1.2.1    Ten aanzien van de raad van God
    1.1.1.1.2.1.1    Van Jezus Christus
    1.1.1.1.2.1.2    Van onze verkiezing..."

    Hier haakt Van Deursen af.
    De tweepunter bleek minder puntig dan aangekondigd.

    De predikant droeg dit ingenieuze bouwwerk nota bene geheel uit het hoofd voor! Dat werd in die tijd als vakwerk beschouwd, maar of zijn toehoorders er iets van meekregen, is de vraag. Op van die breed uitwaaierende constructies valt moeilijk grip te krijgen. Ze zijn niet te hanteren.

    De toehoorder moet de preek kunnen 'be-grijpen'. Een preek eenvoudig maken is het moeilijkste wat er is.

    Eenvoud is het kenmerk van het ware. Dat was in 1612 niet anders dan nu. 

    Preekstarter?

    ‘Begin je preek met je tekst,’ is het advies dat er in het begin bij mij is ingehamerd. Een sympathiek advies. Er spreekt eerbied uit voor het Woord. Daar gaat het tenslotte om bij prediken: het Woord moet aan het woord komen, niet onze eigen ideeën. We leggen uit wat de Bijbel te zeggen heeft.

    Toch ben ik in de loop der jaren over de inleiding anders gaan denken. Vaak begin ik tegenwoordig met het schetsen van het probleem. Ik roep vragen op. Daarna pas neem ik de Bijbel en behandel de tekst die over het geschetste vraagstuk handelt.

    Ik activeer met andere woorden eerst het denken van de toehoorders en probeer hen daarna mee te nemen in de zoektocht naar antwoorden.

    Het voordeel is dat de centrale vraag van de preek er onmiddellijk 'staat'.

    Een goed begin is het halve werk.

    Hoera, 61% wéét het!


    Het verbaasde me: uit recent onderzoek door de EO bleek dat 61% van de Nederlandse bevolking weet dat Pasen te maken heeft met de opstanding van Jezus.

    Dat valt dus reuze mee. Reden voor een feestje?

    Ik weet het niet. 
    Kan 61% ook antwoord geven op de vraag: wat heeft die opstanding met mij te maken? Ik verneem dagelijks nieuws, dat geen raakvlakken heeft met mijn leven. Als er een molen in brand staat ergens drie provincies verderop, is dat jammer, maar ik slaap er niet minder door.

    De engel bij Jezus’ geboorte zei niet tegen de herders: “Ik verkondig grote blijdschap” maar: “Ik verkondig u grote blijdschap.”
    Zijn boodschap had alles te maken met de herders zelf.

    Leuk dat 61% weet wat Pasen is.
    Echt feestelijk is het als diezelfde 61% doordrongen is van de noodzaak van Pasen voor henzelf. 

    Waarom Pasen? En waarom voor mij?

    Scoren?


    Goed onderwijs begint met doelstelling.
    De onderwijzer wil iets bereiken. Hij weet wat zijn leerlingen na zijn les moeten weten.
    De hele les wordt bepaald door de doelstelling: waar gaat het heen?

    Is het met preken anders?
    Goede vraag: wat moeten mijn toehoorders straks weten, vinden en doen?
    Heb ik dat helder?
    Dan een goede kans op een doeltreffende preek.

    Mobieltjesgeneratie en evangelie?


    Het evangelie voor de mobieltjesgeneratie?
    Natuurlijk! Wat gaan we nou beleven.
    Een van de wonderbaarlijke eigenschappen van het evangelie is dat de boodschap gebracht kan worden in alle mogelijke culturen. Geen groter verschil dan tussen Joden en Grieken. Maar Paulus weet ze beide te bereiken:
    1 Korinthiërs 1:24  maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.
    Christus overstijgt de culturen.
    Eskimo’s, Indiërs, Amerikanen, Hutu’s, indianen, Chinezen en Europeanen nemen het evangelie aan. Volstrekt uiteenlopende werelden. Maar het evangelie is overal toepasbaar.

    Er is dus volop hoop voor de game-, mobieltjes-, twitter- en facebookgeneratie.
    Het vraagt natuurlijk van de evangelieboodschapper wel inzet, creativiteit, inleving en aanpassingsvermogen .

    Maar gold dat ook al niet voor Paulus?
    Die was trouwens erg mobiel.

    Tijd voor een goede preek?


    Interessant boek van Haddon Robinson: Biblical Sermons, How Twelve Preachers Apply The Principles Of Biblical Preaching. Het is een bundel van elf preken van zijn oud-studenten, plus een preek van Robinson zelf, wat sportief is. Robinson  becommentarieert iedere preek en houdt daarna een interview met de  prediker. Het interview met zichzelf doet hij zelf.

    Standaard vraagt hij iedere prediker hoeveel tijd hij aan zijn voorbereiding heeft besteed. Er is een snelle jongen bij, die slechts acht uur nodig heeft. Tien van de twaalf hebben per preek vijftien uur voorbereiding of meer nodig.

    Voor een preek van een halfuur. Het meeste werk is ondergronds.

    Het lijstje:

    12
    uur
    8
    uur
    22
    uur
    15
    uur
    15
    uur
    30
    uur
    20
    uur
    15
    uur
    20
    uur
    20
    uur
    20
    uur
    20
    uur

    Toch kom ik nog steeds predikers tegen die op zaterdagavond beginnen.
    Zijn dat dan de echt briljante mannen? 
    Of juist niet?

    Passen met Pasen?


    The Passion in Rotterdam: een ‘spraakmakende hervertelling van de laatste uren van het leven van Jezus’, zo wordt ons aangekondigd.

    Moeten we er blij mee zijn?

    De jongens en meisjes van de EO en de RKK bedoelen het zonder enige twijfel goed, maar is dit nu de manier waarop het evangelie onder de aandacht van de Nederlandse bevolking te brengen?

    Vorig jaar was het ‘hoogtepunt’ het door de Christusfiguur gezongen: “Geef mij nu je angst, ik geef je er hoop voor terug”. Tekst van André Hazes. Christus kreeg de woorden van André Hazes, notoir alcoholist, in de mond gelegd, alsof dat evangelie is.

    Alsof de woorden van Christus zelf er niet toe doen. Alsof ze inwisselbaar zijn voor iedere meezinger.

    Dit jaar treden diverse lieden op in The Passion die niets met het geloof hebben. Een hoofdrolspeler moest van zijn vrouw uitgelegd krijgen wat Pasen is. Een ander verklaart ongelovig te zijn.

    Ik heb een paar vragen:
    • Maakt het niet uit of de boodschapper achter zijn boodschap staat?
      Is acteren voldoende?
    • Dreigt The Passion niet een karikatuur van het evangelie te worden?
    • Over welk evangelie hebben we het?
    • Welke hoop krijgen we terug? De hoop van een man wiens as men in een raketje boven de Noordzee afvuurde?
    Laatste vraag:
    Mag ik passen voor The Passion? Of ben ik dan passé?

    Interactieve kerkdienst?

    Zou de preek kunnen worden vervangen door een gesprek? Wordt de dienst gelijk een stuk interactiever. Past bij deze tijd. Mensen kunnen  onmiddellijk reageren. Lijkt ideaal!

    Het evangelie kan prima worden uitgedragen in een gesprek.

    Paulus hield samensprekingen in de synagoge en op de markt:
    • Handelingen 17:17  Hij hield daarom in de synagoge samensprekingen met de Joden en met hen, die God vereerden, en op de markt dagelijks met hen, die hij er aantrof.
    • Handelingen 19:9  Maar toen sommigen verhard en ongehoorzaam bleven en ten aanhoren van de menigte kwaad bleven spreken van de weg, maakte hij zich van hen los en zonderde zijn discipelen af, terwijl hij dagelijks besprekingen hield in de gehoorzaal van Tyrannus.
    Discussie is prima: zet aan tot nadenken, maakt de luisteraar actief. Maar een discussie is iets anders dan een preek. Preken is proclameren: bekendmaken van het woord van God. Die twee, samensprekingen en proclameren, kunnen prima samengaan.

    Maar het een kan het ander niet vervangen.
    Daar is, volgens mij, geen discussie over mogelijk.