In zijn voortreffelijke boek Bavianen en Slijkgeuzen beschrijft prof. dr. A. Th. van Deursen een predikant die in 1612 een curieuze preek hield over 1 Petrus 5:10. De predikant legde zijn gehoor uit hoe zijn preek was opgebouwd:
"In deze prediking zullen wij twee stukken waarnemen:
1 In deze tekst vinden we
1.1 Een voorstelling van de genade die wij van God hebben en daarin
1.1.1 God is de God aller genade
1.1.1.1 Wat God zelf is, namelijk genade, waarin we overdenken:
1.1.1.1.1 Het woord genade is
1.1.1.1.1.1 een eigendom in God
1.1.1.1.1.2 een werking of vrucht uit die genade
1.1.1.1.2 Dat die een volheid wordt toegeschreven
1.1.1.1.2.1 Ten aanzien van de raad van God
1.1.1.1.2.1.1 Van Jezus Christus
1.1.1.1.2.1.2 Van onze verkiezing..."
Hier haakt Van Deursen af.
De tweepunter bleek minder puntig dan aangekondigd.
De predikant droeg dit ingenieuze bouwwerk nota bene geheel uit het hoofd voor! Dat werd in die tijd als vakwerk beschouwd, maar of zijn toehoorders er iets van meekregen, is de vraag. Op van die breed uitwaaierende constructies valt moeilijk grip te krijgen. Ze zijn niet te hanteren.
De toehoorder moet de preek kunnen 'be-grijpen'. Een preek eenvoudig maken is het moeilijkste wat er is.
Eenvoud is het kenmerk van het ware. Dat was in 1612 niet anders dan nu.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten